2019-119: Bridge the gap: verbeteren (in-), door- en uitstroom voor 'discharge' planning (call 2019-119)
Doelgroep
Professionals die zich bezighouden met de in-, door- en uitstroom van cliënten.
Handreiking voor ontslagplanning
Discontinuïteit van zorg is problematisch, ongeacht welke vorm van zorg het betreft. Het leidt tot onnodig lang klinisch verblijf, meer symptomatologie en meer heropnames. In de forensische GGZ is niet enkel de overgang van klinische naar poliklinische zorg van belang in het kader van continuïteit van zorg (CvZ); ook de overgang naar een voorziening met een lager beveiligingsniveau of naar een (klinische) voorziening in de algemene geestelijke gezondheidszorg of maatschappelijke opvang is onderdeel van de keten waarin een forensische patiënt zich kan bewegen. Ondanks de wetenschap dat geleidelijke resocialisatie noodzakelijk is, is het (nog) niet vanzelfsprekend dat iedere forensisch psychiatrische patiënt een traject doorloopt met steeds lagere beveiligingsniveaus.
In het rapport “Mind the gap” staat aangegeven dat er in Nederland, maar ook elders, diverse activiteiten zijn ontplooid ter verbetering van de doorstroming. Een van deze onderdelen is het zo snel mogelijk formuleren van het behandeltraject voor een patiënt, met daarbij zowel de tussenstappen als ook het einddoel dat men voor ogen heeft: ontslagplanning. Deze inschatting is bedoeld om, het behandelverloop geleidelijk te laten lopen.
In het huidige project is een handreiking ontwikkeld om de doorstroomsnelheid van forensisch psychiatrische patiënten zo hoog mogelijk te laten worden zonder dat dit ten koste gaat van recidivepreventie. Deze handreiking richt zich op het onderdeel ontslagplanning: het in een zo vroeg mogelijk stadium van behandeling het behandeltraject beschrijven, met een gerichte door- en uitstroom, waarbij rekening wordt gehouden met:
- Organisatie van zorg en van organisatorische samenwerking
- Ontslag- en doorstroomcriteria
- Kennis en vaardigheden die bij vervolginstellingen aanwezig dienen te zijn.
Resultaten
In dit project is door middel van een literatuurverkenning onderzocht welke voorwaarden van belang zijn om binnen de klinische forensische zorg trajectplanning te realiseren. Tevens is gekeken naar welke activiteiten, samenwerkingsverbanden en organisatievormen reeds zijn ontwikkeld op dit gebied. Middels semigestructureerde interviews is vervolgens met respondenten gekeken naar hun ervaringen met trajectplanning en waar knelpunten in de praktijk worden ervaren. Hierbij is gekeken naar de ervaring en behoeften van de zorgprofessional, werkzaam op operationeel niveau, gericht op het traject van de individuele patiënt. Daarnaast is er gekeken naar trajectplanning door professionals op tactisch-strategisch niveau, waarbij te denken valt aan leidinggevenden van teams, afdelingen, divisies en organisaties. De centrale vraag was: hoe kunnen we de klinische forensische praktijk ondersteunen bij trajectplanning?
Uitvoerende partij
Transfore