2017-59: STiP 5.1
Doelgroep
Forensische patiënten (in klinische setting) met persoonlijkheidspathologie en hun behandelaars die de behandelvoortgang nauwkeuriger in kaart willen brengen.
Meten van behandelvoortgang bij persoonlijkheidspathologie
Al enige tijd is bekend dat het forensische zorgveld behoefte heeft aan een aanvullend instrument (naast de verplicht gestelde instrumenten) om behandelvoortgang te meten bij forensische patiënten met persoonlijkheidspathologie. In de KFZ call ‘Onderzoek naar een geschikt instrument voor het meten van de behandelvoortgang bij forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis’ (Call 2014-34) werd eerder al gekeken naar een instrument wat hier mogelijk voor kon worden gebruikt. De ontwikkelaars noemden toen het 'Semi-Structured Interview for Personality Functioning DSM-5', of wel de STiP-5.1, als potentieel bruikbaar instrument. Hiermee zou een aspect van verandering, met name capaciteit tot adaptief persoonlijkheidsfunctioneren, vast gesteld kunnen worden.
De bruikbaarheid van het instrument werd eerder ook onderzocht in een GGZ-steekproef van persoonlijkheidsgestoorde volwassenen (binnen de reguliere zorg). Binnen deze populatie werden goede psychometrische eigenschappen vastgesteld. De vraag is echter gebleven of dit instrument geschikt is voor toepassing in de forensische sector; daarvoor moeten betrouwbaarheid, validiteit en uiteraard gevoeligheid voor verandering in de forensische populatie worden onderzocht. In het voorliggende onderzoek worden daarom onderzocht (A) hoe betrouwbaar het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren kan worden vastgesteld op basis van het STiP-5.1 interview bij forensische patiënten, (B) hoe valide de verkregen scores zijn, (C) hoe gevoelig het instrument is voor verandering en tot slot (D) hoe bruikbaar het eventuele alternatief is om met vragenlijsten dezelfde veranderingen vast te kunnen stellen.
Toepassing en effect
Er is uiteindelijk alleen antwoord gekomen op vraag (A) hoe betrouwbaar het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren kan worden vastgesteld op basis van het STiP-5.1 interview bij forensische patiënten. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de Stip 5.1 was goed met de ICC's die varieerden van .54 tot .90 voor de 12 facetten, .75 voor het domein van zelf-functioneren, .71 voor het domein van interpersoonlijke functioneren en .85 voor de totale ernstscore.
Uitvoerende partij
Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen (onderdeel Trimbos Instituut), De Viersprong, de Pompestichting en GGZ Noord-Holland Noord.
Eindproduct
Eindrapportage STiP-5.1: een geschikt instrument voor toepassing in de forensische sector?