2022-183: Neuropredictie in de forensische zorg: Een kwalitatieve analyse van ethische en juridische dilemma’s en co-creatie van handreikingen voor de praktijk
Doelgroep
Geïnteresseerden binnen de gehele forensische zorg.
Neuropredictie in de forensische zorg
Antisociaal gedrag wordt door sommigen gezien als een neuro-ontwikkelingsstoornis (Goozen e.a., 2022). In het onderzoekslab van de projectleider, Josanne van Dongen, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, wordt onderzoek gedaan naar Sociale, Affectieve, Forensische en Elektrofysiologische mechanismen die een veiliger samenleving kunnen bevorderen, i.e. het SAFER Lab. Een van de doelen van dit onderzoek was vaststellen of neurobiologische kenmerken, en dan met name elektrofysiologische maten zoals elektro-encefalografie (EEG), kunnen bijdragen aan een betere voorspelling van (recidive van) geweld – veelal aangeduid als “neuropredictie” (Morse, 2015; Tortora e.a., 2020). Neuropredictie kan van groot belang zijn voor de forensische praktijk, waarin het inschatten van recidiverisico’s een cruciale rol speelt, maar waar veelgebruikte risicotaxatie-instrumenten verre van perfect blijken. Hierdoor is er een behoefte ontstaan aan meer en betere data voor deze inschattingen (Douglas et al. 2017). Recente wetenschappelijke studies bevestigen voorzichtig de mogelijke waarde van de neurobiologische informatie in dit verband (Aharoni e.a. 2013; Delfin e.a. 2019; Kiehl e.a. 2018; Zijlmans e.a. 2021; Allen et al. 2022).
Tegelijkertijd roept de inzet van neurotechnologie in het strafrecht ook juridische en ethische vragen op, zoals over de autonomie, mentale privacy, vrijheid van gedachten en mentale integriteit van de forensische client die wordt onderworpen aan neurotechnologie (Nadelhoffer, 2012; Meynen 2020; Ligthart 2022; Nieuwsuur; van der Grift, 2022). Het zijn precies dit soort juridisch-ethische vragen die het voorgestelde project beoogde in kaart te brengen. Door gebruik te maken van een transdisciplinaire benadering, kwalitatief onderzoek en co-creatie, is een rapport opgemaakt, inclusief handreikingen voor een verantwoord gebruik van neuropredictie in onderzoek en de forensische praktijk.
Resultaten
Gebleken is dat de ethische en juridische dilemma’s over het gebruik van neurotechnologie in de
forensische zorg een complex spanningsveld kennen. Enerzijds zijn er rechten die neigen tot terughoudendheid en bescherming van de verdachte, zoals Artikel 8 van het EVRM (recht op bescherming van de privésfeer), aan de andere kant zijn er ook normatieve uitgangspunten die een meer positieve houding ten aanzien van neurotechnologie innemen, zoals het resocialisatiebeginsel. Zowel vanuit de literatuurverkenning als de kwalitatieve studie is gebleken dat het ‘neurale aspect’ een nieuwe dimensie toevoegt aan de bestaande risicofactoren, en daarmee zorgen opwekt over welke informatie in een neuroscan (i.e. een beeldvorming van neurologisch functioneren door een beeldvormende techniek) verscholen ligt en hoe deze geïnterpreteerd gaat worden. Naast de interpretatie, dient er ook bijzondere aandacht te zijn voor de communicatie over een neuropredictor naar betrokken partijen. Verder bleek menselijke waardigheid en gelijkheid een centrale pijler in de toepassing van neurotechnologie in de forensische zorg. Als laatste gaf het koppelen van neuropredictie aan een behandeling (bijvoorbeeld neuromodulatie), in een ondersteunende dan wel stabiliserende vorm, reden tot voorzichtige enthousiasme voor de toepassing van neurotechnologie.
Uitvoerende partij
Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met Universiteit van Tilburg, NIFP, Amsterdam UMC, PPC/PI Vught, Fivoor en Expertisecentrum Ervaringsdeskundigheid.
Dit betreft een gericht uitgezette call. Lees de procedure voor gerichte calls hier.